vrijdag 24 mei 2013

Terroir

Saint Emilion, mei 2013
Het is onaf, zoals sommige dingen onaf zijn en af en toe onaf blijven, maar soms alleen maar tijd nodig hebben om af te komen.
 
Onderstaande schreef ik op een hotelkamer in Arveyres, net buiten Libourne, vlakbij Bordeaux, Frankrijk. Die dag hadden JC. en ik in het kader van mijn verdere introductie in de wonderlijke wereld der wijnen (onder bezielende leiding van JC. zelve) een bezoek gebracht aan het mooie Saint Emilion, waar we, onder andere, ons te goed hadden gedaan aan uiteraard een flesje St. Emilion, en het was een mooie maar vermoeiende dag geweest. Buiten was het inmiddels donker, de vogels waren stil geworden en het was nog te vroeg in het jaar voor kikkers en krekels. JC. en ik deelden een plastic beker gevuld met brandy, gekocht in San Sebastian (Spanje), die prima volgde na de kir en de wijn (een dit keer wel heel verrukkelijke St. Emilion) die we hadden gedronken bij het diner, en terwijl JC. mij trakteerde op afwisselend voorgelezen poëzie van Baudelaire, meegezongen teksten van Peter Hammill en een zelfverzonnen eerste opzet voor een lofzang op de vrouwelijke kont, zorgde de alcohol bij mij voor een traag op gang komen van een stroom van woorden die erom smeekten geplukt en daarna verwerkt te worden tot zinnen. Aldus schreef ik in de stiltes tussen het georakel van JC. in, de volgende regels, in het boekje wat ik speciaal voor deze vakantie van mijn grote zus had gekregen:
 
Er zijn zoveel waarheden die ik nooit heb gezien.
 
Er zijn woeste, zwarte bergen met kragen van witte mist die de wolken torsen, die sinds het begin der tijden geduldig wachten op het einde der tijden en wier schaduw zowel beschermend als bedreigend over valleien hangt en ik heb die waarheid nooit gezien.
Er zijn droge, hete woestijnen waar de zon brandt als duizend zonnen, waar elke zandkorrel getuigt van dood en pijnlijk sterven, waar elke druppel vocht kostbaarder is dan de kostbaarste parel en stof weer tot stof wordt en ik heb die waarheid nooit gezien.
Er zijn oceanen zo diep en donker dat blauw zwart wordt, met de verpletterende kracht van een maanloze nacht zonder sterrenlicht en waar bleke monsters uit nachtmerries spoken in spelonken en ik heb die waarheid nooit gezien.
Er zijn oeroude bossen met vergeten paden, ontsnapt aan mensenhanden en machines waar bomen beschutting bieden aan verdwaalde zielen en verhalen over een geschiedenis van eeuwen droomloze slaap en stilte en ik heb die waarheid nooit gezien.
 
En zeg mij eens, welke waarheid zal ik zien in jouw ogen? Hoe ziet het landschap van jouw hart eruit?.
 
En toen was het op. Het stopte gewoon. Ik lag op mijn bed, op mijn buik met blote voeten die uit mijn pyjamabroek staken en mee wiebelden op de cadans van Baudelaire's gedichten, peinzend boven een lege bladzijde in mijn boekje, en er kwam niks meer. Ik voelde nog wel het verlangen om verder te schrijven maar ik kreeg niks bevredigends meer op papier. JC. had het laatste slokje brandy naar binnen geklokt en mompelde dat hij zich wel eens afvraagt hoe het is om mij te zijn (mij is ik, Yvonne dus; ik vermoed dat hij na bijna vijftig jaar wel weet hoe het is om JC. te zijn) en ik moest lachen terwijl ik me voorstelde hoe JC. zich de kolere zou schrikken vanwege die constante orgie van gedachten en beelden in mijn hoofd, waarop ik besloot mijn boekje en pen opzij te leggen en mijn tanden te gaan poetsen. 'Oh, ja, dat moet ik ook nog doen', klonk er geeuwend vanuit het bed naast dat van mij, wat niet van Baudelaire noch van Hammill was maar van een een nog niet helemaal maar wel bijna door de brandy gevloerde JC.. Tien minuten later lag ik in het donker naar het plafond te staren waarop de woorden die ik had geplukt en tot zinnen had verwerkt nog een laatste dansje deden. JC. lag al te snurken. En zo bleef mijn schrijfsel onaf. Niet klaar. Mijn hoofd kon het nog niet loslaten en deed nog een vergeefse poging een mooie zin in elkaar te knutselen maar ik was te moe en binnen no time was ook ik in slaap gevallen. Ik sliep onrustig die nacht.
 
Het is me niet gelukt om het af te schrijven. Niet in de dagen erna. Ook niet toen ik alweer terug was in Amsterdam. Ik heb diverse keren mijn boekje erbij genomen en de regels die ik had opgeschreven voor mezelf herhaald en herhaald , maar niks, noppes, nada. Het blijft steken bij die twee vragen. En zeg mij eens, welke waarheid zal ik zien in jouw ogen? Hoe ziet het landschap van jouw hart eruit?. Ik kom gewoon niet verder, alsof het vervolg nog niet ontdekt wil worden. Alsof ik moet wachten op het antwoord en de waarheid in die ogen nog even verborgen zal blijven. Dus heb ik het gelaten. Een druif moet je niet plukken voor hij rijp is want dan krijg je zure wijn zonder karakter en zo is het ook met woorden. Een woord moet je plukken wanneer hij rijp is om geplukt te worden, anders krijg je zure zinnen zonder karakter. Maar nog belangrijker, net als wijn heeft ook een zin terroir nodig. Terroir is een magisch wijn-woord, een term waarmee alle lokale factoren die de wijnstok en dus later de wijn kunnen beinvloeden, wordt bedoeld, zoals het klimaat, de ligging, de bodem. Terroir is de basis van het karakter van een wijn, het geeft gevoel aan de smaak en maakt dat een wijn meer is dan alleen het produkt van het samenvoegen en verwerken van de losse onderdelen, druiven. Zo is het ook met een zin. Ik wil geen zin schrijven die alleen maar het product van het samenvoegen en verwerken van woorden is. Ik wil mijn terroir in een zin hebben. Je hoeft 'm niet lekker te vinden, smaken verschillen, soms schrijf ik ook zinnen die nou niet bepaald literair briljant te noemen zijn, maar ik wil wel dat je mij terug proeft in mijn zin. Dus ik het laat zo. Het is goed zoals het is. Voor nu in ieder geval. Onaf. Niet klaar. Met andere woorden, in wording. Klinkt ook beter dan onaf. Het heeft toch net dat beetje meer uh... terroir van de schrijfster.
 
 
 
 
 
 
 
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten