dinsdag 9 juli 2013

S.O.S.

Medelijden hoef ik niet. Ik ben geen slachtoffer meer. Maar ik hoop dat je na het lezen van mijn blog begrijpt hoe belangrijk het is om een S.O.S. te (h)erkennen en serieus te nemen.
 
'Ik stuur mijn broer op hem af. Hij maakt hem dood', zei hij tegen me terwijl hij nog een trekje van zijn joint nam. Maar dat wilde ik niet. 'Ik wil alleen maar dat het stopt', maar hij wilde niet luisteren. Ik was zijn meisje en hij zou me beschermen. Een jaar of 16 was ik en hij was 18. De grootste stoner van de school. Lang donker haar, een scharrig baardje en alles aan hem rook naar wiet. 'Hier ben je veilig', en dus was ik naar hem toegegaan, die ene keer dat ik wegliep van huis. Diezelfde avond smeekte hij me alsjeblieft met mijn vader, die zwaaiend met een groot vleesmes iedereen dreigde neer te steken, mee naar huis te gaan. Zijn broer bleek in het buitenland te wonen en zijn ouders verscholen zich jammerend achter de keukentafel. 'Ga met hem mee! Kijk wat je ons aandoet!', terwijl ik aan mijn haren werd meegesleurd, bont en blauw geslagen, mijn bloes kapot gescheurd. Er werd geen politie ingeschakeld, de kinderbescherming werd niet gebeld, niks. De volgende dag en alle dagen daarna, tot hij van school af ging, sprak mijn door de mand gevallen held niet meer tegen me. Zo ook alle anders stoners op school. 'Die meid is geschift en haar vader ook'. Ik schaamde me diep.

Je had het grote Vrouwenhuis op de Nieuwe Herengracht maar er zat er ook eentje, een kleinere, op de Albert Cuyp. Daar zat ik op een avond met een kop thee. Even bij komen, even adem halen, even veilig zijn. Hoe oud zou ik zijn geweest? Een jaar of 17? Een vrouw was naast me komen zitten en had me gevraagd wat zo'n jonkie als ik kwam doen. Ik was zo moe en ik voelde me zo eenzaam dat ik het eruit flapte: 'Ik ben gevlucht'. En net toen ik op het punt stond die wildvreemde vrouw daar in het Vrouwenhuis te vertellen wat er thuis gebeurde, klonk er een barse stem. 'Zeg, ik ben hier bezig met een radio-opname. Kan het wat zachter? Je stoort me!'. Ik draaide me om en keek in het boze en arrogante gezicht van een dame die inmiddels al jaren een beroemdheid is op de Nederlandse televisie en radio. Ik noem haar naam niet want ik weet niet hoe groot haar ego is maar ik probeerde haar nog uit te leggen dat ik echt hulp nodig had en ze bekte me ijskoud af. 'Dat doe je dan maar ergens anders!'. De vrouw naast me lachte schaapachtig en haalde haar schouders op. Ik heb mijn thee laten staan en ik ben naar huis gefietst. Nooit heb ik meer een voet in een Vrouwenhuis gezet.

Ik klapte dicht en begon te huilen. Hij zat naast me en zweeg als het graf. M'n vriendje uit Baambrugge. Lang, mager, blond, 5 jaar ouder dan ik en in mijn ogen ongelooflijk stoer want hij speelde gitaar in een band. Hij schreef liedjes over mij en zei dat hij van me hield en me gelukkig zou maken. Ik was 17, hij 22. We zaten op een bankje in het Oosterpark en ik had hem om hulp gevraagd. 'Ik moet je iets vertellen'. en ik vertelde hem alles, waarop hij tegen me had gezegd: 'Hoer. Je bent gewoon je vaders hoer'. Hij had me beter gewoon tegen de grond kunnen rammen, dan had het minder pijn gedaan. Zijn broer, die aankomend psycholoog was, zei hem: 'Dat meisje heeft problemen. Ze moet in therapie' en zijn ouders adviseerden hem mij onmiddellijk te dumpen want 'Daar komt alleen maar narigheid van'. Uiteindelijk heb ik de verkering verbroken. Hij, zijn ouders noch zijn broer hebben verder niets gedaan met wat ik had verteld.

De conrector was een oude, gezette vrouw met het voorkomen van een heks. Ik mocht haar niet. Ze was ook docente economie en had me openlijk voor schut gezet in de klas toen ik een onvoldoende had voor een proefwerk. Nu zat ze tegenover me in haar kantoortje en keek me streng aan. 'Er zijn klachten over jou binnen gekomen'. Ik wist van niks. 'Het is je houding. Er is iets met jou en de docenten worden er zenuwachtig van'. Ik wist nog steeds van niks. 'Je kunt kiezen. Of je wordt van school gestuurd of je gaat naar de school-psychologe'. Een sprankje hoop deed 'ploink' in mijn buik. 'Ik ga wel praten met die psychologe. Maar ik wil niet dat mijn ouders erachter komen want dan gaan er erge dingen gebeuren. Ze mogen het echt niet weten. U weet niet hoe het bij mij thuis is'. Op een bordje gaf ik het haar, ik deed er zelfs een servetje bij, maar ze ging er niet op in. Het enige wat ze zei was: 'Dat is goed', en hoe verstandig het van me was dat ik meewerkte en toen mocht ik gaan. Ze is er nooit meer op terug gekomen.

Zes maanden ging ik elke 2 weken op woensdagochtend in plaats van gym naar de school-psychologe. Dat ik niet naar gym hoefde was fijn maar het onder dwang moeten praten over mezelf vond ik een verschrikking. Daarbij lukte het de psychologe niet om mijn vertrouwen te winnen en ze was niet slim of ervaren genoeg om door mijn oppervlakkige praatjes heen te prikken. Om haar en school een plezier te doen had ik haar verteld dat mijn ouders van mening waren dat ik gek was (dat werd me tenminste aan de lopende band gezegd) en na 6 maanden gaf ze me een hand en knikte vrolijk: 'Ik heb genoten van onze gesprekken en ik ben tot de conclusie gekomen dat je niet gek bent', waarop ik haar bedankte en me diep teleurgesteld voelde in volwassenen en hulpverleners. Ik heb altijd aardig toneel kunnen spelen maar dat zij, een jeugd-psychologe, er in trapte en niet door had dat er achter dat kwebbelende pubermeisje een angstig kind schuilging wat niet de waarheid durfde te vertellen, dat hakte er in bij mij.
 
Ik koos voor het thema 'Taboes' en begon te schrijven. Schriftelijk eindexamen Nederlands en ik wilde puntjes, aandacht en hulp scoren. Mijn hand trilde toen ik aan de eerste zin begon van mijn opstel over een meisje dat schriftelijk eindexamen Nederlands deed en voor het thema 'Taboes' koos omdat zij puntjes, aandacht en hulp wilde scoren. Ik schreef over haar vader en haar moeder, over de mishandelingen en het sexueel misbruik en over de dagelijkse strijd die zij moest leveren. Ik schreef over het verdriet, de pijn, de eenzaamheid, het moeten doen alsof, de schaamte. Expres gaf ik haar geen naam omdat ik niet alleen over mezelf schreef maar ook namens alle andere tot zwijgen gedwongen slachtoffers van kindermishandeling. Mijn hand trilde ook toen ik het opstel inleverde, mijn geheim in zwarte inkt op witte A4-tjes. Ik kreeg een 10. Een dikke, vette 10, waar ik natuurlijk blij mee was maar verder gebeurde er niets. Ik had aan de bel getrokken maar niemand had het geluid herkend. Puntjes had ik ermee gescoord maar mijn roep om aandacht en hulp was tevergeefs geweest.
 
Een slachtoffer ben ik niet meer. En ik heb al gezegd, ik wil geen medelijden. Ik loop niet meer rond met een geheim en mijn schaamte ben ik kwijt. Boosheid en verdriet om het uitblijven van hulp destijds heb ik nog wel, ook al is het zo lang geleden, maar waar ik met name nog steeds mee struggle is vertrouwen. Ik durf niet en moet zoveel overwinnen voor ik me echt veilig voel bij iemand. Waar mijn ouders de boel al kapot hadden geslagen werd er door mensen uit mijn omgeving nog eens fijntjes overheen gestampt tot er van vertrouwen niet meer over was dan een hoopje scherven en hoewel ik al een heel eind ben gekomen weet ik niet of het me ooit gaat lukken om de angst om verraden en in de steek gelaten te worden, kwijt te raken. Mijn S.O.S. is nooit (h)erkend en serieus genomen. Begrijp je wat ik je probeer te zeggen?





2 opmerkingen:

  1. Wees loyaal? Wees trouw? Verraad me niet (weer)? ZIE MIJ? Heel herkenbaar lieverd, zowel de inhoud als je einde. Zoveel mensen reageren (om verschillende redenen) bang, kijken oppervlakkig of geven een trap na. Familieleden, leerkrachten, professionals, "vrienden". Het blijft me verbazen.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Mij ook. De dingen die mensen wel en niet doen uit angst voor de gevolgen. Soms moet je gewoon opstaan en een daad stellen!

      Verwijderen