vrijdag 5 juli 2013

Hotel Sans Couleur.

Het is een drukbezocht hotel, hoewel niemand bij haar of zijn gezond verstand er vrijwillig komt. Een verblijf hier leidt niet tot enthousiaste verhalen en gezellige foto's achteraf en je logeert er alleen wanneer je geen andere keus hebt. Alle hotelkamers zijn er uniek maar ze hebben met elkaar gemeen dat ze een niet te negeren neerslachtigheid uitstralen. Luxe kent men niet in dit hotel. Eigenlijk kent men veel niet in dit hotel. De receptionist is een stuk sacherijn dat alleen aan kort maar krachtig doet. De lift doet het niet en je bent gedwongen om je bagage zelf naar boven te slepen, wat een hele klus is als je zwaar bepakt en beladen bent. Van roomservice heeft men hier nog nooit gehoord; je staat er alleen voor en je zoekt het maar uit, is het motto.

Wanneer ik mijn hotelkamer binnen stap word ik verwelkomt door de muffe geur van eenzaamheid. Iedereen die ooit te gast is geweest in dit hotel kent die specifieke geur. Misschien heeft het behang de kamer ooit kleur gegeven maar door de loop der jaren heen is het vergeeld en het patroon vaag en onherkenbaar geworden. Koud zeil in een tint die doet denken aan botten en beenderen maakt het interieur compleet. Het bed ligt exact zo onaangenaam als het eruit ziet en het fletse lampenkapje op het nachtkastje doet vermoeden dat men die lamp op straat tussen de vuilniszakken heeft gevonden. Er is een oude wastafel, met schrale zeep en een versleten handdoekje en een spiegel die me het enige gezelschap wat ik hier kan verwachten toont: mijn eigen spiegelbeeld. In een hoek leunt een zware kast met piepende deuren tegen de muur. Hier kan ik m'n bagage kwijt. Het harde licht dat naar binnen valt is als een barrière tussen het hier en het daar maar is nog altijd beter dan de verschoten gordijnen die treurig voor de ramen hangen en de kamer dompelen in modder. Kijkend vanuit de grote ramen lijkt de buitenwereld beneden, waar het echte leven zich afspeelt, ver weg en onbereikbaar. Daar gebeurt het. Hier gebeurt niets. Hier tikt een klok met vergane glorie de tijd weg, langzaam, de seconden stroperig en traag terwijl men daar zucht dat de tijd vliegt. Het bestaan wat daar open, wijds en uitdagend is, is hier gekrompen en verschrompeld tot louter en alleen bestaan. En het doet pijn.
 
Ongeveer 800.000 mensen in Nederland lijden aan een depressie. Wanneer ik mensen vertel dat ik een depressie heb zijn ze meestal verbaasd. 'Maar jij komt helemaal niet depressief over!', heb ik inmiddels al zo vaak gehoord, en ik snap die reactie wel maar het laat ook zien dat depressie nog steeds een onbegrepen aandoening is. Depressief zijn betekent namelijk niet perse dat je 24/7 somber en huilend in bed ligt of dat je constant in je hoofd bezig bent je eigen dood te plannen. Een depressie maakt leven kleurloos. Bij mij uit de depressie zich in paniek-aanvallen, gebrek aan energie, nergens zin in hebben, onzekerheid en verwarring, gepieker en getob over alles en iedereen, slaap- en eetproblemen, een vage angst om gek te worden en een alles overheersend gevoel van eenzaamheid. Alleen mensen die mij heel goed kennen kunnen zien aan mijn gedrag wanneer het weer mis is in mijn hoofd. Ik loop niet met een bordje om mijn nek waar in koeienletters opstaat dat ik één van die 800.000 mensen ben. Bovendien gaat het onder andere dankzij familie en vrienden veel en veel beter. Ik slik antidepressiva maar het beste medicijn voor mij is liefde en die krijg ik volop, in grote hartverwarmende porties, dus mijn klachten zijn een flink stuk minder geworden en ik heb tegenwoordig slechte dagen in plaats van weken (of maanden, of jaren...). Je krijgt niet zomaar effe 1,2,3 een depressie. Een depressie wordt veroorzaakt door een combi van biologische factoren (verstoord serotonineniveau) en omgevingsfactoren (bijvoorbeeld een sociaal isolement), die elkaar versterken. Iedereen heeft wel eens een kutdag, that's life, en shit happens en alles, het hoort erbij. Geen zin hebben om uit je nest te komen kennen we allemaal en hoeft geen reden te zijn om aan de happy pills te gaan.
 
De eerste keer dat ik mijn intrek nam in het hotel was toen ik net bevallen was van mijn middelste dochter (1987). Daarna ben ik er nog vele malen te gast geweest, ook voor langere, zware perioden. Tegenwoordig kom ik er niet meer zo vaak en dat is maar goed ook want ik vind het er verschrikkelijk. Ik logeer altijd in dezelfde kamer, net zoals de andere gasten die er verblijven. Ik ken er een paar. Goede, aardige, sterke, ogenschijnlijk 'gewone' mensen, net als ik, voor wie 'gewoon' leven af en toe, soms, of vaak moeilijk is. Hoe hun kamer eruit ziet weet ik niet. Bij elkaar gezellig op hotelkamer-bezoek komen doe je niet en hoewel we veel gemeen hebben, zijn we ook allemaal anders en hebben we allemaal andere bagage bij ons. Mijn kamer in het hotel is niet de kamer van bijvoorbeeld mijn dochter of van dat ene vriendinnetje van me. We delen bepaalde oorzaken en symptomen maar verder ziet voor een ieder een depressie er anders uit. Mijn kamer is hoe ik mijn depressie beleef op een slechte dag, wanneer wakker worden alleen maar het begin is van 24 uur emotionele en mentale wanorde die overbrugd moet worden, tot de volgende dag, en verder niks. Hotel Sans Couleur. Adres onbekend. En toch weten zo'n 800.000 mensen het te vinden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten