zaterdag 30 maart 2013

Flash

Daar kwamen ze aangelopen, rustig en op hun gemakkie, een zelfverzekerde kudde wildebeesten. En tussen hen in liep mijn vriendje. 'Oh, shit, ze zijn allemaal groter', ging het door me heen en ik begon een beetje zenuwachtig te worden. Zondagochtend, de zon scheen maar het was nog fris en het zou misschien gaan regenen later. Ik had me niet warm genoeg aangekleed maar wist ik veel dat het er zo zou waaien. En ik had geen zin om me te voegen bij de andere toeschouwers die hun toevlucht hadden genomen achter de ramen van de kantine en die pas weer naar buiten zouden komen wanneer het echt leuk werd. Ik was zo verliefd. Ik wilde op de eerste rang getuige zijn van het bloed, zweet en tranen-gevecht dat mijn vriendje stond te wachten en er af en toe een stoere aanmoediging tegenaan gooien, want dat hoort zo. Maar tering, wat waren ze groot. En breed. En wat zagen ze er woest uit. Wat als hij gewond zou raken? Wat als een paar van die monsters over hem heen zouden stampen?

Ik wist geen hol van rugby. Nog steeds niet trouwens. Ja, ik weet natuurlijk wel van een scrum en van een lineout, ik ken een beetje de regels en ik heb wel eens gegooid met een rugbybal maar that's it. Toch vind ik het een leuke sport om naar te kijken. American football is voor watjes. Rugby is voor echte mannen. Echte mannen hebben respect en discipline en die hoeven zichzelf niet te beschermen door een half astronautenpak aan te trekken want ze worden beschermd door de regels van het spel, waar ze zich allemaal aan houden (meestal). Rugby-spelers hebben respect, discipline en eergevoel. Op het veld, he? Want ik weet niet hoe ze in het normale leven zijn. Mijn rugbyspeler heeft maar een jaartje of wat gespeeld en het was vanaf het begin duidelijk dat hij anders was dan zijn teamgenoten. Hij was er niet op zijn plek. Zo reageerde hij bijvoorbeeld heel slecht op bier. Daar kon hij niets aan doen, het kwam door zijn astma medicatie, maar het was wel een probleem. Niet goed tegen bier kunnen is verdomd onhandig als bier beschouwd wordt als een bepalende factor bij het winnen van een wedstrijd. Er waren spelers die zich expres de avond van te voren klem zopen zodat ze de volgende dag met een kater op het veld zouden staan want dan speelden ze beter, zeiden ze. Bij uitwedstrijden stapten sommige spelers niet geheel nuchter meer uit de bus. Hadden ze er onderweg een paar open getrokken. Na elke wedstrijd en na elke training moest het bier rijkelijk stromen want dat was traditie. Mijn vriendje was alleen al vanwege die traditie drie keer in de week een uurtje vrolijk aangeschoten en vervolgens trok hij bleek weg, begon hij te zweten als een otter en als je dan niet uit keek kotste hij zó met hoge snelheid over je schoenen heen. Verdomd onhandig.

De aarde trilde toen de horde wildebeesten begon te rennen, als een ondergronds gebrul dat je meer voelt dan hoort. Van onder je voetzolen gaat het omhoog naar je borst waar het zich mengt met het ritme van je hart waardoor je je voor een seconde weer even een oermens voelt. Ik vond het opwindend. Ik vergat mijn bezorgdheid en zenuwen. Dit was stoer! Kon mij het wat schelen dat ik negen van de tien keer niet begreep waarom er gefloten werd. Daar rende mijn schatje en ook al was hij een kop kleiner een een stuk smaller en ook al had hij net voor de wedstrijd nog een keer naar zijn inhalator gegrepen, hij deed niet onder voor de rest. Integendeel, dankzij hem wist zijn team te scoren. Begrijp me niet verkeerd, hij was geen mager mannetje met slappe kantoorspieren. Zijn kuiten waren zo gespierd dat hij zijn broekspijpen echt omhoog moest peuteren. hij had een paar prachtige stevige kadetten (daar viel ik als een blok voor, die billen), een stoere rug, gespierde armen en een bijpassende nek. De trainingen waren zwaar, met name de krachttrainingen, en dat was te zien aan zijn lichaam (wat hij heel goed wist en hij was zo ijdel als de moeder van Sneeuwwitje - alleen niet zo'n bitch). Maar hij was maar 180 lang en hij oogde nou eenmaal niet als een wildebeest. Daar had hij de bouw niet voor. Wat hij wel had waren kromme benen. Eén en al spieren, korte benen had hij, en nog niet op John Wayne niveau maar recht kon je ze onmogelijk noemen. Dankzij zijn kromme benen kreeg hij de bijnaam de Flash (of de Flits, lag eraan hoe dronken ze waren). Want rennen, dat deed hij zigzaggend. Hij was niet eens in staat om in een rechte lijn te rennen. Dat hadden ze uitgeprobeerd.

Mijn verkering had me verteld over gebroken neuzen, gescheurde oren en wenkbrauwen, gekneusde en gebroken ledematen, en zelfs over een gebroken nek en een man die verdronk in een plasje modder terwijl hij bedolven lag onder minstens 600 kilo kerel. Hij had erbij gezegd dat ik me geen zorgen hoefde te maken. Ja, halloooo, zeg, zo werkt dat niet! Maar hij was moeilijk te stoppen, zag ik met veel genoegen en tot mijn grote opluchting. Korte meters links, korte meters rechts, zig, zag, naar voren rennend, zonder buitenspel komen te staan, zonder getackeld te worden. Door die rare manier van rennen was hij niet te volgen. Zweet droop van zijn gezicht en duidelijk was de geblondeerde bliksemschicht te zien die hij in een voor hem zeldzame vlaag van zelfverering besloten had te laten verven in zijn donkere haar. Hij mocht dan rennen als een dronken piraat met in zijn arm de laatste fles rum maar dat deed hij wel hartstikke goed en ik was trots op hem. Niemand zou op hem stampen. Daar was hij te onvoorspelbaar en te snel voor. Hij rende, hij rende, zig, zag, onvoorspelbaar, snel, daar ging de Flash en bammmmm, daar knalde hij zo met zijn kop tegen de kop van een andere speler aan. En niet zomaar een speler. Mijn vriendje ging knock out door een speler van zijn eigen team, die dacht dat die aanstormende zigzagger naar links wilde rennen maar het werd toch rechts. Het was een formidabele botsing en onbedoeld kreeg mijn moppie een kopstoot, waarna hij zich naar me omdraaide, me heel even aan keek en voor mijn ogen in elkaar zakte. Een dokter was er snel bij, ook een speler van zijn team, die toevallig huisarts was (ja, rugby is niet alleen voor de gewone arbeider) en ik wist niet zo goed wat ik moest doen. Mocht ik naar hem toe gaan of niet? Maar ineens voel ik een hand op mijn schouder. 'Ben jij zijn vriendin? Ga maar naar hem toe, hoor. Je zult wel geschrokken zijn'. Twee schuldigbewuste ogen kijken me aan. 'Het was per ongeluk. Ik zag hem niet aan komen, ik vergiste me. En jezus, wat heeft die jongen een hard hoofd'. Met zijn hand wreef hij over zijn kop. Op het veld krabbelde het slachtoffer alweer omhoog. Hij schudde een paar keer met zijn hoofd, alsof hij een restje duizeligheid moest kwijtraken, stak zijn duim op naar mij, dronk een slok water en sjokte weer terug naar zijn positie. 'Het geeft niet. Het hoort erbij'. Oh, ik kan zo goed bluffen als het moet. 'Je moet weer aan de bak', knikte ik richting de scheidsrechter die stond te wachten. "En dank je wel, he?' Waarbij ik hoopte dat hij niet dacht dat ik het sarcastisch bedoelde.
 
Dat vriendje, dat was natuurlijk Moos en ik mocht nog jaren en jaren genieten van die fraaie bilpartij. Dezelfde jongen die hem die kopstoot gaf nam hem later een keer mee naar jiu jitsu. Moos was verkocht en zo werd rugby ingeruild voor martial arts, waar hij te maken kreeg met een ander soort wildebeesten. Door zijn kromme benen bleef hij moeite hebben met schoppen maar ze zorgden er ook voor dat je zo ongeveer met een tank tegen hem aan moest rijden om hem uit balans te krijgen. Hij zette een blok dat aanvoelde als een betonnen muur en zijn tai-se-baki was perfect. Hij raakte zijn bijnaam kwijt, godenzijdank, want wie wil er nou de Flash genoemd worden, en hoewel hij altijd onder de blauwe plekken en schaafwonden thuis kwam na trainen is hij nooit op de mat ko gegaan. Bier werd vervangen door sportdrankjes en zigzaggend een overwinning binnen slepen was voorbij. Hij had zijn plek gevonden.

2 opmerkingen: