dinsdag 15 januari 2013

Over winter, liefde en tijd

Midden in de zomer zei hij dat het een strenge winter zou worden. Zo'n winter met flinke vorst, een dik pak sneeuw, een heldere blauwe hemel, de zon die ondanks het jaargetijde er in slaagt om je rode wangen te geven en een kou die overal doorheen gaat. Zo'n winter die je ziet op ansichtkaarten. Hij nam een paar grote slokken. En nog een paar. 'Zullen we wedden? Om een donnie'. Met die valse grijns van 'm keek hij haar over een blikje Grolsch aan. 'Je drinkt je bier alsof het limonade is. En ik wed niet met jou. Vergeet het maar. Ik verlies het toch altijd', schudde ze lachend haar hoofd. 'Geloof me nou, schat, dit gaat een zware winter worden. Ik weet die dingen'. Was zij die weddenschap aan gegaan dan had ze dat tientje verloren. Het werd een zware, strenge winter. Hij wist die dingen.

'Soms is tijd je vriend', dacht ze. Veranderingen vragen tijd. Verlies. Verlies van een dierbare, van een baan, een droom, van een doel, verlies van een leven waar je aan gewend was. Tijd biedt je de mogelijkheid om te wennen, geleidelijk aan, met elke tik van de klok. Tijd is ook je vriend wanneer je aan het knokken bent tegen een ziekte of wanneer je langzaam uit een depressie kruipt. Elke minuut dat het een beetje beter gaat motiveert je om verder te gaan. En zo af en toe kun je terecht komen in situaties waarin tijd je grote vijand is. Ze draaide haar hoofd zo dat ze de klok die achter hem aan de muur hing niet meer kon zien. Ze haatte die klok, dat kille, onverbiddelijke en onvermijdelijke ritme van de wijzers. Nog maar een minuut of tien. Haar wang lag in zijn hand, af en toe streek hij een verdwaalde lok van haar haar terug. Ze mistte hem. Wanneer je iemand mist die niet meer terug komt, heb je geen andere keuze dan te accepteren dat je iemand kwijt bent. En omdat je dat weet, ook al verzet je je ertegen, wordt het makkelijker om de tijd zijn werk te laten doen. Weg betekent in zulke gevallen ook écht weg. Voorgoed volledig verdwenen, in ieder geval in dit leven. Het wordt nooit meer zoals het was. Weg is weg. Maar deze man, die haar net bijna aan het huilen had gebracht door zachtjes in haar oor te zingen, omdat hij wist dat ze dat zo mistte, zijn gezang in huis, deze man was weg maar niet weg. Eén uurtje in de week was hij er wel. Zijn weg zijn was bovendien tijdelijk. Niet voorgoed. En niet volledig. Ze mistte hem met een pijn die haar sterk maakte. De pijn was de prijs die ze bereid was te betalen ter wille van de liefde. Het was het prijskaartje dat ze accepteerde, de nota die ze ondertekende, de rekening die ze betaalde voor de faya lobi die ze voelde voor deze man die weg was maar ook niet. De man die terug zou komen. De man die ze één uurtje per week bij haar had. Tijd was haar vijand tijdens dat ene uurtje. 'Dames en heren, het is helaas tijd om afscheid te nemen'. De duivel zelf had haar niet kwader kunnen maken dan deze bewaarder, deze dienaar van de klok, maar ze beet op haar lip. Het was tijd. Om hen heen werd al uitgebreid afscheid genomen. 'Koulo...', hoorde ze hem zachtjes vloeken. Ze keken elkaar aan. 'Nu moet ik je weer een week missen', zei hij en ze zag het bewijs daarvan in zijn ogen. Ze stonden op en hij nam haar in zijn armen. 'Doe je voorzichtig, schat, onderweg naar die oso? Je mag niet vallen. En ik ken je. Jij bent bruya. Kijk je goed uit, ja, mi gudu?' en hij drukte haar dicht tegen zich aan, nog één kus, nog één kus, nog één kus. 'Tot volgende week. Ik hou van je', zei ze tussen de één na laatste en de laatste kus door. 'Ik hou van jou', zei hij, maar er werd op hem gewacht, ze moest hem daar laten en terwijl ze naar de deur liep, met de smaak van zijn kus op haar lippen, riep hij haar achterna: 'Ik bel je, ja, mop? Later, i sabi, na luchten, oké?'. Tijd had weer gewonnen. Zestig minuten waren voorbij in één hartslag. Ze zag hem gaan, lang, gespierd door het trainen maar mager door het slechte eten en de schuld die hij met zich mee zeulde, weg door die deur met de bewaarders, terug naar zijn cel. Altijd was dat het moment waarop ze besefte dat ze weer een week moest wachten voor ze hem weer zou zien. Hem daar moeten laten deed zeer, elke keer opnieuw, en het zou zeer blijven doen.

Natuurlijk zat hij daar niet zomaar. De rechter had hem niet per ongeluk 18 maanden gegeven, maar het was een flinke straf. Soms doe je iets fout omdat je iets goed wilt doen. Ze keek naar de mensen in de rij met haar, wachtend op haar identiteitsbewijs. Veel vrouwen. Oud, jong, dik, dun. Ze zag dat ze de enige witte vrouw was, maar dat was meestal zo. Een dikke baby op de arm van een jonge Afrikaanse vrouw met hele dikke billen begon te huilen. Het was benauwd, ze hadden de kachel flink hoog gezet. Achter haar hoorde ze een dochter haar moeder vragen over het aanstaande gesprek met de advocaat van papa. Bij de toiletten stonden een paar oude dames van Arabische afkomst te wachten, ze droogden hun verdrietige ogen met kleine zakdoekjes. Afscheid moeten nemen van een dierbare in de gevangenis is veel moeilijker dan de meeste mensen beseffen. Het breekt je hart. Je kunt niets doen, je staat machteloos. Erover praten is ook moeilijk, omdat het principe 'Eigen schuld, dikke bult' blijkbaar ook geldt voor die mensen die er voor kiezen om achter hun gedetineerde man, vriend, broer, zoon of neef te blijven staan. 'Je doet het toch zelf? Je hoeft niet bij die vent te blijven. Hij zit vast. Waarom laat je hem niet gewoon?', en probeer dan maar eens uit te leggen dat het zo niet werkt. In ieder geval niet bij haar. Zij had er voor gekozen om haar man trouw te blijven. All the way. In voor -en tegenspoed. Met haar ID op zak liep ze de trap af, achter een moeizaam lopende Surinamer die voor het eerst bij zijn broertje op bezoek was geweest. Privacy tijdens bezoekuur bestaat niet, je hoort en ziet van alles, van zowel de gedetineerden als hun bezoek, de tranen, het verdriet, de ruzies, de liefde, het lachen samen, de gesprekjes, soms persoonlijk en soms zakelijk.  'Hier houden verschillen op te bestaan. We zitten allemaal in 't zelfde schuitje', dacht ze, terwijl ze beneden stond te wachten tot de deur open ging. Ze had niets in te voeren of mee te nemen dit keer en liep door de detectiepoort naar de kluisjes met persoonlijke eigendommen van de bezoekers. Ze zuchtte. Vest aan, jas aan, dikke sjaal, handschoenen. Klaar om terug naar huis te lopen. En toch niet.

Een sigaretje. Haar mp3 speler liet ze in haar zak zitten. Ze wist dat ze bij elk liedje wat haar aan hem zou doen denken, in huilen zou uitbarsten en daar was het nog te vroeg voor. Ze wilde niet dat hij haar zou zien, in tranen, ploeterend door het dikke pak sneeuw, vanuit het raam van zijn cel op de 5e verdieping van de middelste toren. Hij zou daar staan, zoals elke week, achter zijn raam, achter beton, tralies en prikkeldraad. De zon scheen in haar ogen en ze moest haar ogen afschermen voor het felle licht om hem te kunnen zien in de verte. In haar rug voelde ze de nieuwsgierige blikken van de studenten die in de containerwoningen naast de bajes woonden terwijl ze het besneeuwde en bevroren grasveldje tussen die metalen legoblokken op liep. Altijd hetzelfde liedje. En ze hadden geen idee. Achter zijn raam kon ze hem zien staan. Daar stond hij, haar kerel, die zoveel mensen pissig had gemaakt door met zijn kop op tv te verschijnen. Opsporing verzocht. 'Herkent u deze man of heeft u tips over zijn identiteit of verblijfplaats? Bel dan onderstaand nummer of neem contact op met de lokale politie'. Een medewerker van een uitzendbureau waar hij ooit voor had gewerkt had hem verraden. In de verklaring die ze later had gelezen stond: 'Ik herkende hem meteen. Ik vond hem altijd al verdacht'. Terwijl een paar weken na zijn arrestatie een sms was gekomen met de vraag of hij geïnteresseerd was in een baan. Via dat uitzendbureau. Van dezelfde medewerker. Gedetineerden noemen (langdurig) vastzitten 'branden'. Ze kon niet langs dat uitzendbureau lopen zonder de man in kwestie naar de hel te wensen, in zijn keurige pak, met zijn hypocriete maniertjes, waar hij ook zou branden, met zijn zogenaamde burgerplicht. Op haar gezicht verscheen een brede lach en ze slikte de opkomende tranen weg. Met haar ogen half dicht geknepen tegen het zonlicht zag ze dat haar schatje zijn witte shirt uitgetrokken had en uitgebreid naar haar stond te zwaaien, zijn t-shirt een wapperende witte vlag tegen het donker van de cel achter hem. Zijn chocoladekleurige lichaam was onzichbaar geworden in de schaduw maar ze zag hem wuiven, met dat t-shirt wat ze ooit voor hem gekocht had. Hij deed het voor haar. Uiting geven aan je liefde kan op heel veel manieren. 'Tot volgende week, man van mijn hart!', riep ze, zwaaiend en kushandjes werpend, schijt hebbende aan haar publiek en aan het feit dat de man van haar hart haar niet kon horen. Vanachter diverse andere ramen in de toren werd er terug gezwaaid. 'Keep your head up!'. Ze dwong haar benen te gehoorzamen, draaide zich om en liep met rechte rug, de blikken van de studenten trotserend, richting huis.

Terwijl ze de torens achter haar liet en hij met elke stap die ze nam een beetje verder van haar verdween, sneed de ijskoude wind in haar gezicht. Onder het treinviaduct tussen station Spaklerweg en het Amstelstation hield ze even stil. 'Fuckerdefuckerdefuckshit tering sneeuw!'. Het was geen zelfmedelijden waardoor ze begon te snikken. Het was haar vrije keuze om bij deze man te blijven en die keuze had ze bewust gemaakt. Ze was een volwassen vrouw en ze accepteerde de consequenties van haar keuze. Maar het verdriet en het gemis, wat de eerste paar dagen na het wekelijkse bezoekuur altijd heviger werd, lieten zich voor heel even niet meer onderdrukken. 'Teringkutklotefuckshit kolere winter!'. Ze stak nog een sigaret op en veegde halverwege het roken met haar handschoenen de tranen weg. 'Genoeg nu. Je gaat hier niet staan janken in de vrieskou, als een zielig klein meisje. Je komt eruit te zien als een freakin' panda met je uitgelopen mascara. Je gaat naar huis. Nu'. Adem in, adem uit, nog een paar diepe zuchten, het leven ging door no matter what, en de frustraties trotserend liep ze verder. Het was een winter zoals je ziet op ansichtkaarten. De winter die hij had voorspeld, midden in de zomer.

7 opmerkingen:

  1. dat je zo'n k..gevoel toch zooo mooi kunt omschrijven hè!?
    Petje af vrouw.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Nare herinneringen kunnen ook mooie herinneringen zijn. Kus!

      Verwijderen
  2. Ik heb vanavond voor het eerst een medemens ontmoet (het is een vrouw, uit respect voor haar privacy laat ik het daarbij) die een moord heeft gepleegd. Ze is er een boek over aan het schrijven. Ze heeft jaren gezeten (het is nu twintig jaar geleden dat ze de moord pleegde) en het achtervolgt haar nog steeds. Details wou ze niet geven, wat niet vreemd was, want ik had haar net ontmoet. Maar wat ze wel tegen me zei toen ik wegging (ze was bij Dirk op bezoek, die haar helpt met haar boek): "weet je waar ik van houd ? Van gedichten en van sneeuw" En: "ik heb er geen spijt van wat ik heb gedaan. Ik zou het morgen weer doen, als het moest". Het was een bijzondere ontmoeting op deze koude, besneeuwde winterdag. Misschien zal ze me nog wel inspireren tot een gedicht. Want ze houdt weliswaar van sneeuw, maar ze is een warme vrouw, hoewel ze een moord heeft gepleegd. Zulke dingen zijn nooit zwart-wit. Misschien had het slachtoffer wel haar kind verkracht of vermoord of werd een dierbare van haar op een andere manier bedreigd, zoals ik zelf zeer recent ook nog meemaakte. Wie zal het zeggen. Ik weet het nog niet, maar als haar boek uitkomt, zal ik het lezen. En dan weet ik het, maar weet ik het dan echt ?

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Nee, ook dan weet je het niet echt... Maar wel mooi, Kees, je ontmoeting met die vrouw. Zet je aan het denken, he? Hoe ver ga je als mens, waar ligt de grens en hoe moeilijk of makkelijk is het om over die grens te gaan? Inderdaad, zulke dingen zijn nooit zwart-wit...

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Een mooi en triest verhaal. Gevoelig geschreven. Heel fijn dat je ons een kijkje gunt in iets wat zo privé is. Ja, niets is zwart/wit, maar over het algemeen willen mensen wel héél graag dat zaken zwart/wit liggen want dat is makkelijk. Je verhaal brengt mij terug in de tijd! Ik was ergens in de twintig toen ik, op mijn fietsje, een potloodventer tegen kwam die wat verder ging dan het laten zien van zijn piemel. Het stelde niet zo veel voor, maar na al het jarenlange geweld dat ik achter de rug, maar nog niet verwerkt had, kon het er niet meer bij. Lang heb ik, met bonzend hart,gepijnigd en overstuur, leunend met mijn rug tegen een muur, gevochten tegen de enorme behoefte om terug te fietsen en hem iets aan te doen. Ik wilde hem ECHT iets aan doen. Ik had hem graag willen doden. Ik wilde héél graag al mijn pijn en al mijn woede en machteloosheid op die man afreageren! Mijn angst weerhield me. Angst om opnieuw het onderspit te delven. Angst om opnieuw slachtoffer te worden. En die angst heeft me tenslotte naar huis gebracht.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dankjewel, schat, dat je dit hebt verteld. En ik kan me heel goed voorstellen dat je die kerel iets wilde aandoen. Ben blij dat je het niet gedaan hebt want je weet nooit wat er dan had met jou kunnen gebeuren, maar toch... Jouw angst weerhield je, die angst kwam denk ik ook vanuit je overlevingsdrang. Maar stel je nou eens voor dat je een wapen bij je had gehad... Stel je nou eens voor dat je niet bang was geweest... Zwart/wit bestaat niet, he? xx

      Verwijderen
  5. Ik heb laatst ook een man ontmoet die ik wil iets zou willen aandoen. Om de privacy van de betrokkenen niet te schenden, laat ik details weg. Als ik dat gedaan had, had ik nu vastgezeten, was ik mijn baan verloren en wat voor ellende allemaal nog meer. Dankzij een agressietraining die ik ooit in het kader van mijn werk heb gevolgd, wist ik me in te houden. Maar ik weet nog steeds niet wat er zal gebeuren als ik diezelfde man, die een mij zeer dierbaar persoon aanviel, nog een keer zal tegenkomen. Kan ik me dan weer inhouden ? Ik hoop maar dat ik hem nooit meer tegen het lijf zal lopen.

    BeantwoordenVerwijderen